Iedereen die de jaren, die deze site beschrijft, bewust heeft meegemaakt kent hem: Kees van Tol. Eén van de vele markante stadsgenoten die dan deel uit maakt van het alledaagse straatbeeld.
Met een slakkengangetje gaat hij met zijn bakfiets de straten door, al roepend: ” vodduh……vodduh……”
Je moest hem niet zo maar aanspreken op straat. Deed je dat toch, dan sjokt hij zonder je aandacht te schenken verder, mompelend: ‘Stik, stik!’
Door kinderen wordt hij nogal eens uitgedaagd.
Bob van der Weel herinnert zich wat er vaak door kinderen werd geroepen:
Kees van Tol
Steek je vinger in je hol
Steek je vinger in je gat.
Dan aai wat!
Kees leurt ’s zomers nogal eens met bloemen, maar het meest is hij actief als voddenboer. Ondanks zijn schijnbare kopschuwheid zijn er in de buurt van zijn huis in de Puntpoortstraat, wel een paar mensen met wie hij wel contact heeft. Marriëtte Talamini woont met haar familie schuin tegenover Kees.
Mijn vader heeft wel kontact met hem. Hij komt er ook over de vloer. Het gebeurde wel eens dat we Kees vonden, slapend in zijn bakfiets. Hij was dan waarschijnlijk zat thuis gekomen en was dan maar onder een paar jute zakken gekropen in zijn voddenkar. Mijn vader heeft hem een paar keer zijn huis binnen gebracht.
Kees had angsten, achtervolgingswaan en hoorde stemmen. In zijn woonkamer hing een foto van zijn moeder aan de muur en daar hing altijd een doek over. Die ging er nooit af want Kees wilde niet dat ze steeds maar naar hem keek. Als Kees van Tol niet met zijn bakfiets op straat was, dan kon je hem nogal eens wandelend tegen komen in gezelschap van zijn hondje Bobbie. Dat liep altijd trouw met hem mee of vergezelde hem anders wel in de bakfiets. Voor zijn honden heeft hij altijd liefdevolle aandacht gehad.
Han Reinhout woont in de Breestraat en komt Kees regelmatig tegen. Hij heeft het vertrouwen van Kees, ze maken wel eens een praatje. Zij het met afstand. Kees spreekt Han altijd aan met ‘meneer’.
Hij wist dat ik nogal goed was in tekenen en schilderen. Op een keer sprak hij me aan: “Meneer, zou u nu eens een keer blote juffrouw voor me willen schilderen, op mijn tafel, liggend op haar rug met haar benen over de tafelpoten…..”
Als in 1954 de etagewoningen aan de Rotterdamse Kaai pas zijn opgeleverd komt Han Reinhout er Kees tegen.
“Meneer ik heb genoeg geld om deze nieuwe flats te kopen, maar ja, daar heb je nog geen vrouw mee.”
Kees heeft altijd alleen gewoond. In de Zeeuwse geboorteregisters valt er slechts één Cornelis van Tol te ontdekken. Het is vrij aannemelijk dat dit Kees betreft. Hij zou dan geboren zijn op 10 januari 1884.
Kees Petiet woont in de Nederstraat en geniet ook het vertrouwen van Kees. Hij komt er in huis, maakt regelmatig een praatje met hem.
Hij vertelde mij dat hij uit Vlissingen kwam en dat hij vroeger gevaren heeft. In de jaren ’30 was hij met zijn schip in Buenos Aires toen hij het bericht kreeg dat zijn moeder was gestorven.
Ook Kees Petiet herinnert zich de foto aan de muur met de doek er over.
Hij hoorde stemmen. Dat klopt. En als je dan vroeg: wat ze zeiden, dan zei hij: “ze praten tegen me, hodverdomme! “ Ik vond hem een zielige man, mopperde veel, was vaak negatief, schuw en de meeste mensen die in zijn buurt kwamen en hem probeerden te benaderen kregen te horen “donder maar op’!
Naarmate Kees ouder wordt, gaat hij er steeds smoezeliger uit zien. beslist geen frisse verschijning. Buurtgenoten zien hem regelmatig in zijn tuintje staan plassen. Hij zorgt amper voor een gezonde maaltijd.
Kees Petiet:
Op een zondag belde hij bij ons aan en zei tegen mijn moeder “Maatje aai je un pannetje eten voor me voor zeven stuuvers?” Hij kreeg toen van mijn moeder een pannetje mee, aardappelen, groenten met een gehaktbal er boven op. Dat moest ie wel thuis gaan op eten, mijn moeder wilde hem niet over de vloer hebben.
Het zal rond 1960 zijn als Kees van Tol begint te vervuilen. Hij komt vrijwel niet meer buiten en is afhankelijk van die paar mensen die hij vertrouwt, waaronder buurman Nardo Talamini.
Kees Petiet loopt dan ook regelmatig binnen.
Het was verschrikkelijk op het laatst. Daar zat ie, met een baard van een week. Hij vroeg me of ik hem niet eens wilde scheren. Toen ben ik naar kapper Bieze gegaan in de Sint-Janstraat en heb toen zo’n uitklapscheermes gekocht. Ik had natuurlijk ook warm water nodig. Maar Kees had geen gas. Ook waren er geen kolen, de kachel was uit. Toen ben ik naar Kees Vader op het Oostkerkplein gegaan en heb daar een mud eierkolen gekocht. Nadat ik de kachel had aangemaakt kon ik water koken en Kees scheren. Dat heb ik daarna nog een paar keer gedaan.”
Kort daarna is Kees door mensen van de sociale dienst uit zijn woning gehaald en werknemers van de gemeentereinigingsdienst hebben zijn huis ontruimd.
Kees sleet zijn laatste dagen in het Tehuis voor Ouden van Dagen aan de Herengracht.
Ik kan het niet laten even te reageren op Kees van Tol.
Natuurlijk heb ik daar van gehoord.
Dat terzijde, maar die foto’s waarop je ziet dat dat beestje heel veel van die man hield.
Dat doet me goed en ontroerd me.
Mag ik weten wat Your comment is awaiting moderation betekent?
Ik kom er even niet achter.
zijn hond heeft in mijn gebreid rokje gebeten
toen ik er langs liep om naar school te gaan
rot hond was het
Een hondje heeft mij wel eens op een veel gekker plekje gebeten toen ik kind was.
Het moest dan ook afgemaakt worden.
Maar mijn liefde voor dieren heeft er niet onder geleden en is nu nog steeds zeer sterk aanwezig
Mooi die foto’s. Ik moet zeggen dat het er allemaal minder angstaanjagend uit ziet dan in mijn herinnering. Als kind wonend in de Breestraat en vaak spelend in de Nederstraat waren wij bang van hem. Zo ook van de sleper in de Breestraat, ik dacht Ingelse. Als hij langs kwam fietsen, riepen we ‘paardelul’ , wij rennen, hij versnelde dan gelijk op z’n fiets, maar kreeg ons niet te pakken.
Wat een triest en eenzaam leven heeft die man gehad.
een dezer dagen hadden we de eer om jhr boddaert in onze zaak te ontvangen. veel prachtige middelburgse verhalen. hij heeft gewoond in het “vliegent hert”van Ben. Hij vroeg mij of ik wist waar de grote steen is gebleven met daarop : Boddaert & Companie. Weet een van jullie misschien waar die gebleven kan zijn ?
Wonende in de Stromenwijk kan ik me hem nog goed herinneren. “Vodduh” riep hij idd als hij langs reed en heel af en toe had mijn moeder wat voor hem en dat mocht ik dan in die kar gooien. Ik was geloof ik niet bang van hem maar vond hem een sacherijnige oude man. Even terzijde, ik herinner me ook een schillenboer die langs kwam 1 x per week (of 2 weken) als ik het goed heb. Zijn er mensen die zich dat nog kunnen herinneren?
Vergeet nog te melden dat de schillenboer altijd met paard en wagen langs kwam. En dan was er ook nog een scharenslijper die regelmatig door de straat kwam, goh was mis je dat soort dingen tegenwoordig in het straatbeeld, jammer hoor, het had wel een eigen charme vind ik……